Zonder geluid te maken is het onweer boven mijn hoofd bezig de
wereld van licht te voorzien, het dringt door tot

mijn droom waaruit ik opsta dan en met afgeschermde ogen de
gang door het huis maak, het toilet bezoek, dezelfde

weg terugneem maar nu sneller en dan met vingers in de oren en
tegelijkertijd de rest voor mijn hoofd houdend

ver onder de dekens duik omdat ik nu de donder hoor rollen en
het tandengeknars hoor en de pannendeksels en

de rollende vuilnisbakken en een losse balkondeur en de hond die
op tweehoog tegen de muur springt en een buurman

die scheldend de rust probeert terug te krijgen en de bomen tegen
elkaar en dan de juiste scene probeer te vinden die

ik daarvoor verliet maar in een aflevering kom die ik eerst nog
helemaal moet lezen alvorens haar te spelen.