Als men steeds alleen zichzelf moet verwarmen, de billen lang
het marmer uit de beeldenrij, de voeten uit

het water halend, de plooien schikkend tot ook de handen soepel
bewegen, lijkt de bevochten plek de temperatuur

waarop men uiteindelijk in slaap valt, zodat het in de nacht een
aantal keren opengeslagen en verlaten

kan om tenslotte in de ochtend het kamp op te breken. Vertrekken
doe je echter niet in je eentje, een deur

dichtslaan heeft geen zin, een groet roepen ook niet, zelfs de jas
of het proviand is een overbodigheid als er

niemand achterblijft die vervolgens met de hand over het nog
rimpelend oppervlak strijkt, zijn vuist balt, zijn

rechterbeen het eerst naar beneden haalt, dan het linker, om dan
vaart te maken je nog in te halen voordat je buiten bent.