In het ene raam waagt zich geen vogel, de ruimte te beperkt om
zijn slag te zien, het ander geeft overzicht aan

de gehele populatie van de buurt, alles kwettert door elkaar en slaat
tegen het glas. Ze zouden van de vensterbank

willen eten, ik zou te ver voorover hangen. Door het kleinste venster
zijn de regendruppels te tellen, het grote

geeft de voorspelling voor de komende dagen aan, een schoorsteen
wankelt, pluimen rook botsen tegen

de olifanten die zich vormen, de een wit, de ander donkergrijs. In
de lege plekken gebeurt niets. Vanuit de hoek

zwelt het geluid aan van de voetbalwedstrijd, de krakerige stem van
de verslaggever volgt seconden na het gejuich

waarmee wij de winnende partij lijken, een langzaam trekkende stoet
van natte lijven volgt later, gelukkig onzichtbaar.