De ene dichter droeg een balkje van licht over zijn voorhoofd, de
ander had een zwarte schaduw die hem volgde

vanaf het podium, beiden kwamen uit in de dichtgepakte rijen van
toehoorders, kinderen speelden zelfs

aan hun voeten, vingers werden in de lucht gestoken en al die vragen
die poëzie nu eenmaal stelt waren tegelijkertijd

antwoorden, soms met een danspasje, vaak ook met een slingerende
beweging van het lijf, o en dat licht.

Er werd gelachen terwijl gewacht werd op het krijsen, het schelden,
iemand keerde zich

de rug toe en staarde naar de verlichte kerk buiten terwijl winkelend
publiek naar binnen keek, ook dat is

poëzie. Van het podium springen en doen alsof er niets gebeurd is
terwijl alles anders is dan in de seconden daarvoor.