Dit keer had ik de voor- en achterdeur opengelaten en de koude,
zwarte nacht sloop zomaar binnen. Eerst

ging ik op zoek naar dieven, die zouden er natuurlijk zijn, ik begon
in de hal, de huiskamer daarna, de gang,

stond vervolgens in de keuken, de bijkeuken, sloot de laatste deur
en liep weer terug naar de eerste en vond

mijn mamma tussen de kleding in de kelderkast, naast strijkplank
en stofzuiger, alsof ze bezig was haar jurken

of de mijne op kleur te schikken, de was net gedaan of het wintergoed
naar zolder gebracht en nu alvast

de zomer vierend. Ze was vrolijk vandaag en we waren helemaal
niet verbaasd elkaar te zien, we waren gewoon

even oud, ik hielp haar, onze zilveren haren het enige licht, en ik
duwde zachtjes tegen haar aan waarna ze oploste in het nog

wee geurende goed.