Mevrouw de B. zegt dat ze er bijna uit is en ze kijkt ons daarbij
triomfantelijk aan alsof ze zojuist het

derde spelletje ganzenbord won, over de put heen sprong en niet
op vier vierkante meter woont aan de donkere

zijde van dit huis, ze draagt dan ook haar lievelingsschoenen en
bungelt met haar voeten aan weerszijden van

haar rolstoel. Ik zou graag willen dat ze het voordeed zodat ik en
de rest ons ook wat vrijer voelen. Als je onder

tafel kijkt, is ze de enige die niet haar voeten keurig naast elkaar
heeft staan, daar begint het natuurlijk mee.

Er is een plezier in haar opgeborgen lijf dat eerder haar over hekjes
deed springen of ’t nachts uit het raam,

in het park rookte zij en verborg zij haar flessen, alsof zij nooit haar
plateauzolen uitdeed en ze verfde met nagellak.