Ze zag dode katten in de tuin, mevrouw H., terwijl ze scheef
tegen de tafel leunde en bij mevrouw Z. in

haar bloesje keek, ik heb liever niet dat u dat doet, zei deze.
Mevrouw H. had alleen oog voor die zielige

beesten daar, ze wees, en toen iedereen voorzichtig die kant
opkeek, waren het regenplassen waarin het

licht van binnen weerkaatste. Ze hield niet van katten, zei ze
naderhand. Mevrouw Z. bleef nerveus.

Ze corrigeerde mij bij het lezen en het duurde een hele middag
voordat ze zei dat ze echt genoten had.

De heer B. vertelde opeens dat hij ‘out of control’ was. Even
vreesde ik een spugende aanval of handengeroffel

maar het bleef bij lange zuchtende winden waarover niemand
iets durfde zeggen. Het waren geen dode katten tenslotte.