Soms kruipt het op de vloer en net weg in de hoeken voordat
ik mijn voet erop zetten kan, soms ook trekt

het een spoor om mijn hoofd heen en stijgt het op, dunne rook
die ik zelf niet uitblaas. Vannacht bleef

het hangen in de kamers en vulde zich, flarden zwart die massief
zich aaneenklonken. Ik liep de kamers in,

zag niets, wist dat er iets of iemand was en riep mijn moeder.
Niet meteen. Ik bedoel dat ik wist dat ze niet

komen kon. Bij het schreeuwen om haar maakte iets zich los van
de muur, de ruimte werd duidelijk. Iemand

of iets slurpte. Ik verwachtte een boer. Daar hoorde ik de stem
van mijn mamma, ze was helemaal zwart

maar maakte zich los van alles en liep naar me toe. Er was niets,
zei ze, maar wakker hoorde ik mezelf nog huilen.