Op een bepaald moment komen ze allemaal uit hun huizen. De
vrouw zonder tanden komt murmelend mee,

de vrouw die uit alleen maar vlees bestaat rolt naar binnen, de
man met wanten aan houdt zijn hand op,

niemand kijkt, niemand vergeet, niemand zegt iets maar knikt
het goedenavond. Tussen huizen staat het groepje

zwervers, twee drie personen die of hier of bij het station hangen,
willekeurig vragen om aandacht en die niet krijgen.

Pakken kranten blijven dagen liggen, blikjes rollen leeg voor hun
voeten, ze zijn altijd in gesprek met elkaar, soms

schreeuwend. Een supermarktkar staat vastgeketend aan een hek,
de jongen die dagelijks drie vuilniszakken

meesleept, loopt traag weer terug. Verlaten zijn de moeders, de
vriendinnen, de vrienden, zij zelf, wij.