Lijven draaien zich vast in een puntje laken, muggen cirkelen
daarboven, dromen zijn van dezelfde klamme

inhoud. Overdag een vrouw met paraplu over de schaduwloze
ruimten, tuinen leeg, gordijnen neergelaten, honden

met de tong uit hun bek net voorbij de achterdeur. De kok van
het tehuis waarin ik voorlees, deelt ijsjes uit aan

de groep. De mijne mag ik bewaren voor morgen. Voordat het
papiertje los is liggen de druppels al op tafel.

Het geluid van een motor, de bestuurder vermoedelijk in een wit
shirt, zijn strakke spijkerbroek op het brede,

vochtige zadel, scheurt de late middag in twee. Een kind sliep net
en wordt weer wakker. De hemel licht

voortdurend op, vlekken oranje dansen, de straat geeft nog hitte
af, ramen blijven dicht. Mijn fiets plakt.