Hij houdt niet van woorden als vooralsnog, niettegenstaande,
halverwege, ik wel. Hij gebruikt geen

termen als obstinaat, consciëntieus, wanstaltig of langdurig, hij
zegt ook niet ‘ik hou van je’, ik wel. Hij

grinnikt bij fase en tussenvoegsel, open einde en inwisselbaar
en dood is voor hem nog altijd leven. Dat

ik dat maar weet. Zo kan nog altijd mijn budget lager, mijn
verplichtingen minder, mijn hart iets

minder bloedend. Ik zou iets minder zwart kunnen dragen en
moet iets verzinnen voor al die losse haren op

de grond en verder is het een praktische overweging om mij
in te lijven, te gebruiken en te vervangen daar

waar het verdienmodel blijft steken in een gedachte alleen: zie
toch hoe lief ze daar ligt bovenop haar prachtige borsten.