De medewerker noemt mij ‘onze’ en dan mijn naam, lid van
een familie dus, een vaag trots gebeuren alsof

ik nu zegeltjes krijg bij een spaaractie, korting in elk geval,
met een bus mee mag waarop in de zijflank de

naam van een firma die spoedige thuiskomst belooft, aan
avonturen denk ik niet. Het is een beetje

alsof ik nu pas kennismaak met de rest, voorgesteld zonder
een knikje te hoeven maken, en me opwerp om

voor elke reis de lunches te verzorgen of de pleisters beheer
die we op ons voorhoofd plakken zodra het dorp

in zicht is, ketchup als bloed en liggen op de bodem nadat
we gezongen hebben dat we nog lang niet, nog

lang niet, terwijl ik alleen maar met de chauffeur flirt en bedel
om te rijden en een verkeerde afslag te nemen.