Als ze gaat liggen, ze begint altijd op haar buik, haar koude
handen op haar bovenbenen die licht ruw aanvoelen

en zelfs wat grijs alsof ze niet melkwit zijn en zij ze kan zien,
en dan naar boven grijpen, een hand precies tussen

haar benen waar ze haar beschermen en warmhouden en de
ander net daarboven waar alles zachter en

voller aanvoelt, en zo vertrouwd met haarzelf in slaap valt,
vergeet ze voor een moment dat de plek naast

haar en op haar leeg is hoewel ze nog iets mompelt, droomt,
tot de gil die ze eerder op de dag al voelde komen

alles doorsnijdt, haar adem beneemt, haar handen kwijtmaakt
en alles dat ze zo zorgzaam behoedde en ze weet

dat het haar eigen stem is die bloed proeft uit de nacht en pas
in de ochtend weer rustig is en slikt.