Het is net een Nieuwjaars ochtend, een stukje niemandsland
waarin je t liefst nog wat koude oliebollen eet terwijl je
wacht op ‘t zondagse maal, er is het verplicht

handen schudden, de zoenen die je niet ontwijken kan, de lucht
van verschaald bier en achtergebleven nootjes onder de bank,
taai geworden en toch moeten ze op.

De regen ruist zo hard dat het buiten wit wordt, een code oranje
in mijn hart en juist dit keer wil ik naar buiten, het lijkt me dat
alle andere voorraden op zijn, bovendien

weet nog niet iedereen dat de tafel al gedekt staat. Opeens lijkt
het bijzonder kinderachtig geen geduld te hebben voor de
bezoeker die onderweg is. Het is bijna tegen

het avonduur als de borden licht geven en het bestek flikkert
in de weerschijn van en jij alvast opstaat en met een mes tegen
het glas tikt als verzoek om stilte.