Dit keer zijn er beelden die beschadigd langs de kant
staan, sommigen onder een papieren zak,

schuifelend trekken we langszij. Gemompel van ontevreden
mensen, duwen in de rij, verdacht vaak

droom ik tegenwoordig over hem, en ja hoor, hij staat vooraan,
traag beweegt hij met de stroom mee. Om hem

te volgen moet ik op mijn tenen staan maar misschien was
dat wel niet de bedoeling. Zou je aan zo’n

zak mogen trekken? Liggen er brokstukken op de vloer?
Mag ik de stoet verlaten? Later loopt hij

langs het strand en zegt het zo prettig te vinden dat we zwijgen.
Ik krijg een hand bij het beklimmen van

de langgerekte trappen, slagroom op mijn koffie, er zijn geen
vragen over wat ik nu precies met kunst doe.