We hadden bijnamen en codes, afgesproken tekens
en gesprekken zonder locatie, we knikten

instemmend terwijl we niets zagen dan elkaar, halve
gesprekken met de ander, er waren

pakketten van mijn moeder, zei ik, brieven van een
schoolvriendin, mijn parfum was

de geur van de kat, alles leek een overgebleven en
onbeperkt houdbare voorraad. Er was

een oproep in de nacht, ik wist toch dat ik terstond
moest komen, een kind met een nachtmerrie.

De ochtend was verloren, er bleek een nijpend tekort
aan alles, er werden familieleden vermist,

een brief verbrand, de kat kroop onder de vloer maar
de belofte bleef: de hitte was verzengend.