Maar hij dan, wat doet hij daar, uit welke tijd is hij
gegooid, uit welk onderdeel, welke film, uit

welke foto weggesneden, past zijn hoofd wel op deze
romp, voegt zijn lijf wel in het mijne. Er

is een hapering in handelen, een bijna niet herkennen,
ik word oud blijkbaar, het duurt uren voordat

zijn naam naar boven komt, er drijft witte wijde kleding
bij en een kralensnoer, een rood-wit pakje

sigaretten, hij rookte niet, beweerde hij. Ik geloof niet
dat hij echt leeft. Dagen later hoor ik mijn

moeder giechelen om hem, ze knijpt haar ogen bijna
dicht en leunt naar zijn zijde, o ja, het

lijf paste, er zijn drie foto’s, het hoofd ligt in mijn schoot,
hij moest daar zijn, zegt hij stellig.