Dat zei hij allemaal wel in het enige interview dat hij met zichzelf en de schrijver hield en waarbij hij haar de te stellen vragen op een kladje toeschoof, net nog in beeld. Het was uiteindelijk een gesprek zonder kwinkslagen. Hij stelde de camera in en veranderde zelfs van overhemd, hij stelde de lens opnieuw en mopperde nog wat en toen opeens was hij verlegen, bijna rustig en kwetsbaar, hij kuchte alleen even toen zij te vaak Ja zei en met haar boezem de apparatuur even uit positie bracht.

‘Hij loopt hoor, wat kijk je nou?’
Oké. Take one. De schrijver maakt een grapje. Zac grijpt in. ‘We knippen en plakken straks, dit is niet belangrijk, stel je vragen.’
Is het gek, zo aan de andere kant van de camera? ‘Dat staat niet op het lijstje, je moet je concentreren.’
Ja. ‘Nee, het is niet gek. Ik vind het wel leuk zelfs.’ Zacharias kijkt naar buiten.
Waarom is vrijheid zo belangrijk? ‘Je kunt niet random vragen stellen, deze vraag is veel te ruim, wat kan ik hier nu mee?’
‘Ik ben veel te toegeeflijk.’
Dat staat niet op het briefje, Zac, wat bedoel je? ‘Ik kan gewoon geen nee zeggen, het slaat nergens op, je wilt niet weten wat ik allemaal voor die muts heb gedaan.’
De schrijver doet alsof ze het briefje leest. Dan kijkt ze de filmer aan.
Ik vind je helemaal niet toegeeflijk, dat was misschien in een vorig leven zo maar bij mij ben je streng.
‘Ik heb natuurlijk geleerd van mijn fouten.’
Wat zijn fouten, Zac? Waarom is het fout rekening te houden met iemand anders? ‘Wie hield er rekening met mij dan? Ik scheid nu het kaf van het koren, ik laat me niet meer vergezellen van losers. Ik mis het weet je, ik mis het samenwerken met anderen, het deel uitmaken van een team, ’s morgens eerst een kopje koffie en dan het werk doorspreken en dan op pad, wat geintjes onderweg, kijken of je materiaal goed is, inleveren die handel en dan op naar het volgende, ook al waren er onmogelijke mensen bij.’ De schrijver wil…’Onder tijdsdruk iets presteren, ik zou het niet meer kunnen maar ik had het in mijn vingers, snap je, ik regelde alles en ik kon altijd, ze konden me altijd alles vragen, me overal heen sturen en ik deed het.’
Toegeeflijk? ‘Nah, ik was jong hè, je wilt je bewijzen ook en je moet gewoon je geld verdienen. Dat zou jij ook moeten doen, waar denk je eigenlijk dat je van gaat leven zo meteen? Nou? ‘
De filmer windt zich op.
Het gaat nu niet over mij, ik kom daar straks zitten, nu ben jij aan de beurt. ‘Maak je alvast maar klaar, ja.’
Ik wil het nog even over die toegeeflijkheid hebben. Kijk eens in de camera in plaats van naar buiten. ‘Ik zag een aalscholver, die zie je niet vaak, kijk dan, moet je snel zijn, jeetje, heb ik natuurlijk mijn camera niet bij de hand. Nee, laat maar, niet draaien, dat redt je niet, hee, we moeten ons concentreren, sorry, mijn fout. Straks zit ie op het terrasje, ja, kijk, daar heb je hem al. Heee…..’ De schrijver ziet geen enkel beest, controleert de positie van de filmer, neemt een slokje water.
Zac, je maakte je druk om je houding naar mutsen, collega’s, losers, je zei dat je iets geleerd had. Wat?
‘Dat was een losse flodder, daar gaat het nu helemaal niet om. Je moet gewoon ervoor zorgen dat je eigen baas blijft, altijd, en dat gaat me goed af. Ik heb alleen zoveel geïnvesteerd in zaken, nee, personen, die niets opleveren. Neem nou zo’n jongen van die interviews….’
Je bedoelt Ad Bink? ‘Ja, de goeden zijn dood natuurlijk. Zo’n man is een prutser, weet je waarom hij schrijvers vragen stelt, je weet toch waarom hij schrijvers bezoekt hè, dat is alleen maar om met ze in contact te komen, hij is gewoon hartstikke alleen weet je wel, die vrouw van hem heeft hem allang verlaten en nou wil hij gewoon iets met een schrijfster, vindt ie interessant, moet je kijken hoe hij eruit ziet. Alsof hij een kans maakt zeg…..’
Waarom windt je je over zoiets op? Je weet helemaal niet of Ad alleen is, waarom zou hij niet geïnteresseerd zijn in literatuur? ‘Ken jij m? Ach, kom nou zeg, die man is hartstikke psychopathisch….
Dat is idioot om te veronderstellen….’heb m opgezocht op het internet, een enge patser is het geworden, dik ook nog, ziet er ongezond uit zeg, en waarom heeft hij anders contact met jou gezocht? ‘
Wil hij met mij iets? Haha, nee man, hij zit gewoon in mijn netwerk, schrijvers onder schrijvers, ik ken hem helemaal niet. ‘Nee precies, het is maar goed dat je mij kent want dan kan ik je waarschuwen.’
Het gaat nu helemaal niet over Ad Bink, en het is fout zo in te vullen. Wat verwijt je mij altijd? Precies, dat ik invul maar je doet het zelf.
(Pas in de nacht erop, als de schrijver Ad Bink google-ed en hem in gesprek ziet met Kristien Hemmerechts, de filmer slaapt, vindt ze hem een beetje een patser, Ad Bink dan. Ze leest over het ziektebed van zijn vrouw, het verlies van zijn levenspartner en de fascinatie voor de dood, ze vertelt het de filmer bij het ontbijt, goed dat wist hij niet, zegt hij, ze heeft misschien wel gelijk over Ad Bink en dat invullen. Twee uur later vertelt hij haar dat Ad Bink, je weet wel, die interviewer van vroeger, die prutser tegen wie hij zoveel verhalen had verteld, op de versiertoer is bij schrijfsters, ze moest maar oppassen.)
De filmer knoopt zijn tweede knoopje van het overhemd los.
Geen Ad Bink maar Zacharias P. Te Voortwis. ‘Ik ben helemaal niet zo belangrijk. Ik kan gewoon dingen goed, weet je. Ik ken mijn marktwaarde nu. Iemand als Bink heeft anderen nodig en gaat eigenlijk over lijken. Ik heb de ander alleen nodig om te reflecteren. Ik film evengoed wel.’
Je hebt niet echt een hoofdpersoon nodig, bedoel je? ‘Ik heb de situatie nodig, de omgeving, de dissonantie, het conflict, het plan hè, ik mis nog steeds het plan.’
Daar vraag ik zo naar, maar is de situatie belangrijker dan de persoon? ‘Ja, of jij daar nou zit of ik of de buurvrouw, iedereen doet iets anders met zijn omgeving. Het gaat om de vorm hè, de emotionele werking en of de persoon geactiveerd wordt en hoe hij dat overbrengt op de toeschouwer.’
Maar is het niet de persoon die de omgeving verandert, naar zijn hand zet? ‘In samenspraak met anderen misschien maar iemand alleen, nee, die ondergaat het associatieve, die verdwijnt in de attributen tenzij hij dwingende aanwijzingen krijgt van de regisseur, als die er al is. Niets is logisch, het is moeilijker dan wiskunde. Dat zal jouw dochter wel weer bestrijden maar zo is het.’
(De schrijver gaat niet op de familieverwijzing in, haar wiskundige heeft een hekel aan de filmer, de overige gezinsleden overigens ook.)
‘Dat is kunst hè, dat is de mogelijkheid scheppen om, uit het materiaal kan weer een ander beeld ontstaan.’
Ik weet niet of ik het helemaal begrijp, doel je nu op het verschil tussen improvisatie en een omlijnd plan? De sterke hand van een regisseur? Associatieve gedachten? ‘Nou alles tegelijk hè, maar de vorm waarin of waarop is het belangrijkst en die wordt voor een groot deel bepaald door de omgeving, dat wat ons oog ziet en opslurpt en projecteert op een ander. Er is een organisch verband tussen dat, de vorm, en het plan. Maar je moet een plan hebben, anders gaat het beeld verloren en is er niets, geen kunst, geen film, geen beleving.’
En alles moet een beleving zijn, zeg jij altijd. ‘Ja, de toeschouwer moet op het puntje van zijn stoel zitten, zijn tong afbijten, als je hier niet bij bent, mis je vreselijk veel. Je moet hier bij geweest zijn, een gemiste kans als je dat niet doet. Daar werk ik voor, om dat te bewerkstelligen, dat te bereiken.’
De filmer kijkt naar buiten. Er is een aalscholver met een visje halverwege zijn bek. De schrijver ziet hem. De filmer zegt niets. Hij denkt aan iets, vermoedt de schrijver.
‘En de tijd, hè, de tijd doet alles.’
Wat bedoel je? ‘Nou, je hebt de vorm en de tijd en je geheugen. Je herinnert je niets zonder tijd. De tijd is ook je omgeving, houdt je vast, stimuleert je, daagt je uit, of niet. En die tijd zit weer in de film.’
Je zet de tijd vast. Je herbeleeft. ‘Sommige dingen alsjeblieft niet, ik wil niet alles over doen, god bewaar me. Jij vergeet nooit wat, daarom ben je belangrijk voor me. Jij onthoudt alles, waarom onthoudt jij alles? Weet je dat? ‘
Ik onthoud veel maar ik heb net als jij een selectief geheugen, net als ieder ander trouwens. Maar als het je geruststelt, ja, ik onthoud het voor je. ‘Wat?’
Alles, wat je maar wilt. Vergeten moet je zelf doen. ‘Ik ben zo bang dat ik op een dag alles vergeten ben.’
Laten we even terug gaan naar de tijd. ‘Het is teruggaan in de tijd. Maar je moet weer verder vragen ja. Film is geen filmsterren kijken maar over de grens gaan in de tijd, je schaduw een hand geven als het ware. Over het graf heen, over het leven heen.’
Daar heb ik meteen een beeld bij. ‘Ja, mooi is dat maar daar gaat het nu niet om. Begrijp je wat ik zeg? Als je het niet begrijpt, kun je geen film maken. Ik kan geen films maken met mensen die dit niet begrijpen. Je moet het kunnen ondervangen, je niet afhankelijk maken van mij.’
Ik begrijp het. Film is het wezen van de dingen. ‘De fles waarin de tijd gevangen zit. De stop waarachter de wensen zitten.’ De schrijver glimlacht. ‘Wist je dat Japanners gefascineerd zijn door oude dingen, sporen uit de oudheid, verweerde dingen, dingen waaraan ze kunnen zien dat ze gebruikt zijn, vastgehouden, versleten, aangeraakt? Dat die tweeling die ik filmde alleen door hun ouderdom zo’n geweldige status genoten? Dat ze geëerbiedigd werden? Dat het de tijd was die door die gerimpelde gezichten naar buiten kwam? Die trillende handen? Waar heb ik die beelden gelaten eigenlijk? Die heb je nooit gezien nog hè…..’ Wil overeind komen en gaan zoeken maar bedenkt zich.
Nee, je hebt er over verteld, verder niet. Maar dit is niet alleen in Japan zo, ook hier hebben we belangstelling voor onze sporen, toch? ‘Ach, maar kijk nou eens hoe dom ze ermee omgaan. Alleen in de stad al, hier, er is toch helemaal geen respect voor de bouwsels van vroeger, helemaal geen verstand hebben ze er van, het is toch eeuwig zonde zoals er mee omgesprongen wordt. En de mooiste dingen liggen op het plein.’
Ja, daar heb je gelijk in, maar er zijn genoeg mensen die verzamelen en dat moois wel zien. ‘De meeste mensen gaan eraan voorbij. Ik hergebruik alles.’
Ik kan niet altijd tegen het verhaal dat erachter zit. ‘Dat komt omdat jij zo intens voelt. Dat is een van de sterke punten van je, je ziet net zoveel als ik, maar in het verhaal ben ik niet geïnteresseerd.’
Natuurlijk wel, anders zou je er geen film van maken. ‘Het verhaal wordt verzonnen, ingekleurd, ingevuld, al die woorden daar heb je niets aan.’
Ik ben ook nog niet aan de beurt. Je maakt met je film toch ook een verhaal, maar goed, de tijd nog even. Zet je de tijd naar je hand in film? Ik bedoel, je kunt toch ook versnellen en vertragen, simpel met de knop. ‘O, maar dat zijn weer heel andere effecten, die verzin je er bij maar film is sowieso al een schatplaats voor tijd, een Waterlooplein eigenlijk, ja, mijn plein. Vroeger was dat monteren altijd een enorme tijdsdruk trouwens, je moest echt je deadline halen en een shot moest strak gesneden worden zodat de spanning erin bleef, anders kon je het echt verknoeien hè. Maar een shot is net zo eindig als het leven natuurlijk. Weet je dat iedereen al dood is uit die tijd?’
Zo oud is het toch nog niet? ‘Daar gaat het niet om. Ik heb met zoveel mensen gewerkt die er niet meer zijn. Ongelooflijk mooi en tegelijk wreed, die tijd. Het gaat altijd om je eigen manier, hoe je er tegen aan kijkt, er moet sprake zijn van een wederkerigheid.’ De filmer springt op en pakt een kleine camera van het aanrecht. ‘Verduveld. Klootzakken.’ De schrijver gaat ook staan en volgt zijn kijkrichting.
De aalscholver heeft een haak van een vishengel in zijn bek. De filmer belt meteen de Dierenambulance. Het volgende drie kwartier wordt besteed aan twee filmpjes op YouTube van een aalscholver die honger had, de snelheid van de Dierenambulance en haar vrijwilligers, de humor van de bootbewoner die zo attent was het dierenleed op te merken (‘Heeft u geen speciaal dienstuniform nodig om herkenbaar te zijn? Het zal je vast en zeker leuk staan’, tegenover de jongste medewerker die nogal mollig vooroverbuigt om de aalscholver op zijn gemak te stellen alvorens het dier in de ambulance te vervoeren.)
Na het bijhouden van de hoeveelheid hits die het filmpje binnen een kwartier scoort, wordt het interview vervolgd. Hoewel, eerlijkheidshalve, er komt nog een kwartier bij omdat de filmer danig afgeleid was van de gedachte aan een uniform met wellicht het embleem van een stervende aalscholver op borsthoogte dat hij terstond een nummertje wilde maken met de schrijver die zich daartoe inschikkelijk leent, daarna hadden ze beiden honger en moesten er broodjes met kaas gegrild worden.)
Ik dacht dat je het over jezelf wilde hebben. ‘Hoe bedoel je?’
Nou, je begon over je toegeeflijkheid en de trutten die je kent, dus ik dacht we gaan het over je moeder hebben en je exen. ‘En hoe ik op mijn omgeving reageer. Mijn ritme, mijn tijd.’
Zoiets. De schrijver schikt haar borsten nog even. De filmer kijkt en glundert.
Ik heb soms het idee dat je wel een boodschap hebt in je werk. ‘Ik ben geen dominee, nee, ik pretendeer niets, het is allemaal eigen keuze, ik wil alleen wel dat je mijn vormen herkent, dat je ziet wat mijn film inhoudt, dat je om de oren wordt geslagen met je verspilling van tijd.’
Dat is toch pretentieus, dat is toch ‘een lesje leren’. ‘Dat is onvermijdelijk, dat is toch met alles zo dat je tegenkomt. Het is je eigen keus, het blijft je eigen keus bedoel ik, om er iets mee te doen of niet. Maar wat ik zeg, klopt, zoals ik het laat zien, gaat het. Dat is het onomkeerbare proces, dat is de wet van de natuur, survival of the fittest. Net zo wreed als met die aalscholver.’
Het recht van de sterkste. ‘Natuurlijk. Als jij het niet doet, wie dan wel. Je moet ervoor zorgen dat jij wint, dat jij aan het roer blijft staan, dat je nooit toegeeft. Kijk, daar heb je de toegeeflijkheid weer, zie je wel dat er heus een begin en eind aan mijn betoog zit?!’
‘Kijk, het is allemaal een poging, een probeerseltje om het leven aangenaam te maken, nee, te kunnen volhouden, dat is beter gezegd, we willen allemaal in harmonie leven maar dat kan nu eenmaal niet en die tegenstelling zet ons weer in beweging. Tevredenheid maakt lui hoewel ik best wel eens meer zou willen genieten van de dingen om me heen, dat wat ik bereikt heb, wel bereikt heb, sociaal gezien heb ik het toch voor elkaar maar dan komen we misschien nu op die trutten.’
Oké, probeer maar. ‘Probeer maar, ik ben geïnteresseerd in mensen, ik houd van mensen hoor. Ik voel me verbonden en zij met mij, daarom kan ik ook films maken. Ik achtervolg iemand niet zonder meer met mijn camera, ik probeer ze te vangen, ik probeer het beeld voor ze te vangen, te bewaren. Nou ja, dat verhaal over de tijd vastzetten.’
Je hield niet van verhalen, zei je.
De schrijver is een beetje moe van alle tussendoortjes en vouwt het puntenlijstje van de filmer tot een vliegtuigje. Hij reageert gebelgd en snoeft wat als ze hem probeert te bereiken met haar DC10.
Nou? ‘Ik wil ook niks vertellen, het spreekt allemaal voor zich. Niets is zonder gevolg en alles heeft met elkaar te maken en alles is tegelijkertijd anders dan het lijkt of dan dat je het afspreekt, omdat het een proces is, hè, groei en dat is geen stilstand. Je bent het verplicht aan jezelf, verplicht aan het leven, er iets van te maken, er iets mee te doen.’
Onze christelijke opvoeding. ‘Ja, die talenten..’
Die verstopt waren en die ik zo moeilijk terugvond. ‘Dat is je eigen schuld, je eigen beleving, daar heb ik niets mee te maken en ik vind dat je niet moet zeuren maar gewoon opnieuw moet proberen, altijd moet blijven proberen iets tot stand te brengen. Doen! Het is onze plicht.’
Maar niet iedereen kan dat. ‘Onzin, niet iedereen heeft contact ermee, dat is wat anders. Niet iedereen kan meer voelen en iedereen wil alles onder controle houden en dat kan niet. Film is soms ook onverwacht en uitdagend en vernieuwend en haalt de grond onder je voeten weg maar niet iedereen laat dat gebeuren, je moet wel durven voelen, ik durf dat.‘
Jij controleert je gevoel ook. ‘Helemaal niet, ik laat het gebeuren. Ik blijf altijd dicht bij mezelf, dat is de enige afspraak met mezelf. Film is mijn instinct. Dat is wel een mooie hè, film is mijn instinct, mijn intuïtie, ik kan voelen dus. Jeeh, ik kan voelen en lieven, ben ik al een levenskunstenaar? Ik ben al een liefdeskunstenaar.’
Hij kijkt de schrijver uitdagend aan. Ze zucht. ‘Film is mijn daad, mijn liefdesverklaring, mijn oorsprong en toekomst, mijn zijn. Ja, film is mijn zijn, dat ben ik. Ik kan scheppen, net zoals God. Film is mijn tijd.’ De schrijver zucht opnieuw.
Yep.

 

als achtergrondscherm

Alsof ik stof schik tot draagbaar, zo plooien
Mijn vingers zijn huid

Ik heb de draden vergeten, ik maak mijn
Vingertoppen nat, ik tuit mijn

Lippen zachtjes, ik laat de sporen los boven
Zijn gesloten mond

(doe open, verzwelg) en blaas zoals ik zaad
Verspreid uit de

Overvolle bloemknop, dan groeit een weide
Uit zijn haar, draag ik

Zomerjurkjes

 

uit hoofdstuk 32, boek 9

(Boek 9 is een biografie, geschreven in 2013, van een persoon met manische depressiviteit en mijn relatie tot hem (zie ook de bundel De hand de beweging laten maken, januari 2012 en de nog uit te geven bundel Ik wil de zachtheid van het alledaagse – werktitel, juli 2017). De – voor een deel fictieve – geschiedenis wordt geïllustreerd met mijn poëzie. Uitgever De Geus vond het in 2014 een bijzonder project maar niet passend in haar fonds. In hetzelfde jaar wees De Arbeiderspers het af.
In 2016 en 2017 publiceerde ik af en toe een pagina en las eruit voor. September 2017 nam ik het geheel opnieuw ter hand met de bedoeling het een uitgever aan te bieden. Zie ook kopje proza op de blog.)