Zoals de maan tussen de donkere takken, het flakkerend
lichtje in de straffe wind, het ombuigend

signaal, zo blijft zijn geluid binnen deze lege muren. Het
wacht om groter te worden, me iets te

vertellen, vol te schateren te midden van en me bij de hand
te nemen. Het hangt nu nog tegen mijn wanden

alsof het kunst is dat een plek zoekt, ik verwissel de lijst
en schuifel langs mijn bezittingen, maar

het wijst zelf al zijn lichtval aan, het effect op de bezoeker,
zijn invloed op mij. De maan als winterlandschap

in de ochtend, een vroege schilder, hij als mollig kind in
een kersttafereel dat zich, kraaiend en

spelend, een menigte om zich heen verzamelt die vol liefde
en verwondering hem trouw zullen volgen.