Het duurt heel lang voordat de contouren ingevuld
worden en men zichzelf kenbaar maakt.

Er zijn nog wat kerstlichtjes die helpen, vliegtuigen
die de lucht afzetten, een kapotte

lantaarnpaal knippert. Er is achtenveertig jaar van
minutieus schrijven, een heel

landschap vol tekenen, obstakels, schapen, windmolens
en toch lijkt eerst nu de vrouw op te staan.

Althans, iets wordt zichtbaar. Haar lange neus prikt
door het donker, het witte vel vlekt, daar

hangen in de kantlijn haar borsten. Ver beneden horen
we iemand lopen, geschraap over de tegels.

Haar zien we zwaaien. In de bomen voor ons landen
de vogels nog zwart, hun gekras daarboven.