De rust is een bijna verveeld dralen, een winter die
met stralend wit alleen het bovenste en dat

slechts even bedekt, de grond nog onverhard zodat
er alleen maar uitstel is alvorens

de bloemen gaan bloeien. Zoals damp die stil hangt
alvorens te gaan spreken, toch bewegen

mijn vingers om het teken op de ruit te zetten, krassen
mijn nagels bijna over de ijskristallen, deze

rust is wachttijd tot. Ze duurt niet langer dan anders,
het zijn de minuten nog in het warme bed,

het roepen naar kinderen die geen antwoord meer
geven, het vertraagd weten alvorens

haar leegte te voelen, het vertraagd handelen tot het
de eerste zonnestraal ontmoet.