Veertig jaar geleden waren we misschien met eten
gestopt, hadden we verontwaardigd en licht misselijk
het bord weggeschoven om met het nieuws

verder te gaan, verbaasde kreten en roep om gelijk
terwijl we nu de schouders ophalen, ongelovig zijn
en het toetje bestellen, lachen zelfs.

De informatie komt op het moment dat ik een Richard
neerzet in een groot, oud huis in een laatste manuscript,
een man zo log en onhandig als mijn vader.

Even donker tikt hij daar met zijn leunstok op het blad
van mijn bureau of buigt hij geheel voorover en zucht.
De vrouwen giechelen en praten over

de was, het programma van gisteravond, de mislukte
taart. Hier gaat alles over hem en in dezelfde beweging
komt hij overeind. Niet dat we hem adem

hoefden in te blazen, niet dat we hem onze rib gaven.
Ook deze laatste berichten waren al bedacht, aangezet in
de kantlijn en wachtten slechts op uitwerking

zoals wij wachtten op zijn aanwezigheid, zijn daden,
zijn doorlopen naar een volgend bureau of zijn lach en
de veertig jaren alvorens wij iets zeiden.