“In het Chili van die jaren stonden dichters in laag aanzien bij mogelijke schoonouders. Ze golden als meestal door hun buitensporige seksuele driften opgejaagde rokkenjagers, vaak ook gedeprimeerd neerhurkende nietsnutten van armoedzaaiers, altijd stinkende alcoholisten, en vanwege dat alles uitermate ongeschikte partijen om de toekomst van bloedeigen dochters bij veilig te stellen.”

Hagar Peeters, uit: Malva

 

1982

1982

 

“De tedere Knausgård, die in Mijn strijd de dood van zijn vader beschrijft, weet wat dit verlies betekent. Daarom biedt hij zijn kinderen alvast zijn mooiste beschutting, die van woorden.”

NRC boeken, over Herfst van Karl Ove Knausgård