Ik doe maar wat, zou hij zeggen, terwijl het mijn
taak was te luisteren, samen te vatten, op

te schrijven, te herinneren, soms bewust niet te
herinneren, te reageren in ieder geval,

zeker op pijn, noodlot, mist en zon en in volgorde
van genot, ontkenning, concentratie en actie.

Ik ben mezelf, zou hij zeggen, of van mezelf en
tegelijkertijd van de hele wereld.

Ik dacht van hem te zijn, van niemand vervolgens
en niets met de wereld te maken te hebben.

Een maan die langzaam door de strepen roze en
grijs zakt maar iedere keer weer terugkomt.

Dan prikte hij me tussen hemel en aarde en tikte
tegen mijn rand zodat ik licht wiebelde.

En soms klom hij op de torens en blies, net wanneer
hij zin had om voor God te spelen.