Van het ene in het andere handschrift, verwisselt naast
die kenmerkende halen alleen de tijd. De

dikte van het cahier, de wel of niet recht ingeplakte plaatjes,
het treinkaartje, het menu van een plaatselijk

restaurant tijdens hoogtijdagen, de lachebekjes in de hoek
en zelfs de felle en hopeloze inkepingen

die de oude bladen doen opbollen, markeren nauwelijks
dat verschil. De analyses van zichzelf, nu

eens van grote hoogte, dan weer onder de huid door waarbij
het bloedend vel genadeloos prikt,

liggen op een grote hoop. De een leeft nog vanuit de loopgraven,
de ander zit dood achter haar bureau. Verzameld

houden ze elkaar. Er zijn geen nieuwe berichten. Er is nieuwe
tijd. Voor de heer K. drie uur en een kwartier, voor

mevrouw P. alleen vandaag. Samenvattend tekenen we voor
hun inhoud zoals zij deden toen.

 

(als lezer zijn we als vrijwilliger verbonden aan het Nederlands Dagboekarchief)