Ik droomde dat ik hem zoende, hij boog zich
van heel ver voorover, opgerolde

hemdsmouwen op de leuningen van mijn stoel
en ik met de billen omhoog wippend

hem tegemoet. Ik zou niet eens weten meer hoe
hij proefde of hoe oud hij nu en toen

zo licht rossig boven mij hing. Wakker had ik
opnieuw geen geluk. Ik vroeg de ander

haar naam maar hij noemde niemand. Hij somde
een heel leven op dat niets

met mij van doen had. Ik telde de dingen die
er wel waren maar in bed droomde ik

opnieuw. Dit keer wist ik precies hoe lang het
rood helder van kleur bleef.