We stonden bij het schoolhek, buiken vol.
Langgerekt de kinderen aan het klimrek,
een plein zonder schaduw, vaders die

rokend over de was spraken, de ogen over
onze haren tot aan halverwege, de juffen
klappend aan de poort. Nu zegt zij

dat ze deed alsof. Ze vermoedt van mij
hetzelfde. Daarna keerden we terug in onze
koele huizen, bij afwezige vaders,

natte doeken tegen het aanrecht, druipende
handen. Keuzes die ons zouden opbreken.
Eerst nu. Extra kinderen die

ongevraagd mee aten, sliepen in ons bed,
dwars over, stemmen verhieven maar
nietszeggend alleen achtergrond

vormden zoals zonnevlekken op dat kale
terrein. Tegen het hek uitvloeiende lijven
die langzaam oplosten tot de lijnen van nu.