Nu de bomen voller worden, wordt het hart leger.
Het gebaar waarmee mist.
Alleen in de lucht daarachter spelen wolken met
zichzelf, stapelen zich, scheuren, laten
witgerande vrienden toe. Wij nemen niet eens de
moeite elkaars naam te vinden.
Terwijl konijnen, olifanten en spoken, zijn adem,
over elkaar buitelen ver
boven mij, witte wijven aan de bloesem trekken,
blaten de beesten bij de stam
vergeefs. Ik hoor mezelf hen toespreken, ongeduldig
zoals ik zelf, dat ik
onderweg zou zijn, nog even. Het opgespaarde brood
hangt in zakken aan de deuren.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x