In het dorp was het één man die op zijn dak zat en
zijn vrouw beneden hem de stenen

aanreikte of een ander die in een zomer alle bomen
uit de voortuin haalde, één auto die

ondeugdelijk startte met maar één toeterende man
en maar één dronken puber die

het glas tegen het hek strooide, één incident bij de
plaatselijke boekhandel annex postkantoor

annex drogist waarbij de vrouwen achter de toonbank
spottend en lachend een bivakmuts

achterhielden. De ochtenden waren lauw en aangenaam,
het leek er altijd vakantietijd. Hier

dendert een bulldozer over het gesloopte pand naast
mij, huilen vijf kinderen tegelijk, belt

de politie aan voor een verstopt bewijs en komen de
mannen altijd met z’n drieën.