Aan de overkant van de straat loopt een vrouw zingend
met haar hoofd in een kinderwagen ‘love you,

love you’ te herhalen en ik moet terugkijken en mezelf
knijpen om te zien of ik het niet al ben.

Zo dachten we gisteren dat we onze moeder waren en
kopieerden haar charmant gedrag naar

elke andere man dan mijn vader, sloegen de benen over
elkaar op elegante wijze en vergaten het

zwart en de stevigheid waarmee, we hielden zelfs ons
hoofd op dezelfde wijze schuin. Ook zij had

tien keer al haar geschenken overzee gestuurd met lieve
kleine briefjes maar gezongen had zij niet.

Eerst nu antwoord ik in haar taal, mijn armen langer om
nog wat aan haar te trekken maar ze geeft niet mee.