Alles besloten in die ene handeling: het
opstaan, de woorden zoeken,

de woorden vinden, ze opslaan. Vanuit
die leegte wordt alles anders.

Toch zijn er niet meer mogelijkheden dan
voor die tijd. De dag ligt – als

de besloten ruimte – vast. Er zijn onderdelen
als hoeken van de kamers waaraan

we ons stoten. We zetten wel eens een raam
open, een poes verdwaalt in de tuin

daarachter, iemand belt aan. Een kind kruipt
in onze trui, een lief draait zich.

Een nacht valt. Het duister slokt ons opnieuw
op. In de ochtend leven we nog.