Hij denkt nog vaak dat ze leven, onze
ouders. Hij rijdt ze nog naar

zijn kinderen of de mijne, hij leest samen
het autotijdschrift en bespreekt

een laatste ontwerp met onze vader, hij
doet een boodschap, mijn

mamma kletst. Ik zie ze nog vaak door
de tuin lopen, zomaar bukken bij

een verdwaalde bloem. Zij draagt een
scherp mesje in haar schortzak waarmee

ze de rabarber snijdt. Hij heeft de handen
op zijn rug en verliest

een discussie. Hoe gelukkig ze zijn, die
kinderen of hoe dichtbij.