Dit stukje land blijft zwart en zompig
met driftige vogels onder

het bladerdek die naarstig en bijna
vrolijk, lijkt het, geel en bruin

en al dat zwart omhoog gooien om met
het kleine rode besje weg te vliegen.

Mijn bewegingen zijn hetzelfde. Ik
vind steeds meer voedsel.

Ondertussen glijden mijn kinderen elders
in de sneeuw, hun pappa

kijkt ernstig. We hadden sneeuwpoppen
met knoopneuzen en wreven

elkaar warm. Misschien herinnert hij zich
dat, misschien heeft hij honger.