mijn vader zei, mijn vader zei:
de tijd van elfjes is voorbij
ze dartelen niet meer, net als toen
tussen de bloemetjes van ’t plantsoen
ze spelen niet meer in het perk
tussen de rozen, bij de kerk
onder de wilgen van de wei
de tijd van elfjes is voorbij

maar toen ik ’s avonds wakker was
toen scheen de maan zo wit op ’t gras
een mannetje onder de pereboom
had een wit paard aan een zilveren toom
ran plan, flindere flan
niemand weet er het fijne van

mijn moeder zegt, mijn moeder zegt:
nee, elfjes die bestaan niet echt
niet in de vijver en niet in de tuin
niet op het allerhoogste duin
enkel in boeken bestaan ze soms
maar in de boeken staat zooooveel doms!

’s nachts stond het mannetje bij het hek
onder die boom op dezelfde plek
enkel die nacht was het paard te koop
voor achttien cent en een koperen knoop
ran plan, flindere flan
niemand weet er het fijne van

mijn vader sliep, mijn moeder sliep
toen ik het buitenste hek uit liep
ik reed op het witte paard z’n rug
over de heggen en over de brug
niemand weet dat ik ginder was
met elfenkindertjes op het gras
en niemand weet hoe hoog ik heb
geschommeld in een spinneweb
en niemand weet hoe fijn het is:
spelletjes doen met een hagedis
en krijgertje spelen met een elf
en hinkelen met de koning zelf
ran plan, flindere flan
niemand weet er het fijne van

Annie M.G. Schmidt: De tijd van elfjes is voorbij