Zijn hoofd ligt in zijn open hand, de ogen
Rustige meren met aan de oevers

De boten voor vertrek, mijn spoor gaat
Van pols naar handpalm

Mijn bagage van dek naar dek, zijn stem
Een warm onderkomen, een

Klimmen over heuvels, een beloofd uitzicht
Zijn strekkend lijf

Een brug, de soepele spieren mijn leuning
Zijn jeugd glanzend als

Het gouden bladerdek, in alle gebaren de
Vrede, de belofte, de toekomst

Het verleden, passagiers voor een reis met
Onbekende bestemming