Zoals ik soms de route neem naar haar
En haar nooit meer thuis tref, maak
Ik af en toe de beweging naar hem: ik
Neem een trein en kijk
Het raam uit en voorbij zijn haven meen
Ik de oliegeur te ruiken uit het
Vooronder, ik doe een zinloze boodschap
En keer terug, ik loop alsof ik half slapend
Nog hem voel en me herinner hoe hij
Even maar
Aarzelde alvorens hij me zei dat ik
Gemakkelijk daar had kunnen blijven
hans altena
27 september 2013 — 13:46
Dit is zo’n gedicht dat zoveel meer oproept dan de woorden eerst doen vermoeden en in die wereld kan de lezer heel veel leggen, terwijl het er toch al zo vol blijkt van wat wordt gesuggereerd…
het beroert…
alja
28 september 2013 — 06:33
dank Hans