Ik moet een arm verzinnen die mijn rug
Streelt, mijn engel voedt, mijn haren
Ordent, een hand die

Mij voor eeuwig houdt zoals haar beeld
Voor altijd mijn bewegingen, nu ja, zegt
Vriend J.

Ik vertel haar natuurlijk niet over die zes
Vrouwen die ik van de week geneukt heb
Wel of ik

Bang ben dood te gaan of niet, of ik ergens
Spijt van heb en of ik droom, haar vragen
Zegt hij

Staan op kaartjes die naast de etensborden
Op elke afspraak worden getrokken, mijn
Tafel is leeg dan

Ik zie torentjes van woorden wankelen
Waar hadden die zes vrouwen het over
Vraag ik

Maar ik denk aan de zevende en hoe mijn
Engel vliegt en of ze wel of niet wappert
Met haar vleugels