Soms is het teveel en de ochtend te koud en te donker om te verkleumen
achter een scherm zonder uitzicht op vriendelijke lampen

vanuit een huis ver beneden ons, een buurman die eerst boven zijn raam
verlicht en dan de trap neemt en de deur opendraait

en aan tafel gaat zitten onder de grote bol die hij tot op zijn krant naar
beneden trekt. Soms zijn we in competitie met elkaar

zonder elkaar te kennen. Zal het licht bij mij, dat ene bureaulampje dat
schuin naar beneden wijst, iets prijsgeven van

het overhemd waaruit ik, gebogen in het venster, mijn armen strek en de
woorden zoek, en dat lijf waarmee zojuist nog

gedroomd werd, zal hij zo onderhand mijn schaduw kennen? Soms is het
niet nodig eerst de omgeving te verkennen, de droom

overheerst, aan alle kanten rollen de zinnen gewoon uit mijn vingers en
pas nadien staar ik uit het raam en kijk hoe hij de pagina’s omslaat.