Elke keer weer stelt hij zichzelf opnieuw voor zoals hij elke
keer weer een ervaring deelt die hij al gedeeld heeft,

vrienden noemt en beschrijft die ik al van verre ken, op deze
manier, zegt hij, houdt hij het overzicht.

Ik ben om te oefenen, mijn luisteren is een proef van zijn kunnen,
mijn gehoor is zijn stem. Hij praat steeds sneller,

struikelt steeds vaker, ik kan de zinnen afmaken maar doe niet.
Wat is er heerlijker dan gekend te zijn, ergens

te blijven, niet opnieuw voorkeuren of angsten of beren of zon
aan te wijzen maar te weten dat ze er zijn en alles

duidelijk is zonder uitleg, de reden waarom ik daar nog ben en
toch betwijfelt hij alles, welk overzicht

heeft hij nog nodig om zich naast me neer te leggen, naamloos
bijna in me op te gaan, zonder meer te houden van.