Ze had gehoopt op regen en een bezoekje van haar favoriet, een
wandeling langs de graven en een gesprek over

dat wat ze beiden deden, elke dag verslaan op hun eigen wijze,
chroniqueurs van het leven, maar er kierde zon door

haar open deuren en zelfs de buurman was stil, de caravan in de
straat achter haar was weer gekoppeld aan vertrek,

meeuwen hadden weer het veld veroverd en vuilnis lag overal.
Alles begon bij haarzelf, de vertrouwde details, hoe

ze opstond, regels telde, de stad onder haar vulde, de lucht volgde
en de markeringen maakte en zich daarna uitspreidde

over tafel, haar jurk golvend, haar hoofd in haar handen. Alsof er
gasten waren die kleine hapjes namen en keurend

proefden, trokken aan de zoom van de stof en met mes en vork
aan haar vel, en uren later haar opboerden als goed gebruik.