Eén keer was ik niet bang. Ik stond op het balkon van de
studentenflat en had geen last van de hoogte en
niet van de bui, ik stond tussen de vrienden van mijn veel
oudere broer die dronken in de regen
iets naar beneden gooiden, tegelijk met de bliksem. Alle
andere keren zat ik gekleefd op een plastic
stoeltje in onze keuken, ribbels in mijn billen, en sloot mijn
ogen, zoals nu, sterretjes kijken van het duwen
tegen en oren dichtstoppen en bidden, natuurlijk, en leunen
tegen de koele tegels en mijn ouders horen lopen.
Opeens nu miste ik mijn kleine broertje, sliep die gewoon
door, en de volgende uren werd een boom
gekliefd en een koe geraakt en onze kostbaarheden verzameld.
De grootste angst was echter het ongeloof in onze Vader.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x