Terwijl L. (6) aankruist wat we tegenkomen, zelfs iets dat er
niet zou zijn, voegen we details toe: het paars gele

van ons taartje, het kabeltje in een deuropening, een man op
het terras die hetzelfde neemt, de ketting van

de vrouw achter de balie, een zoemgeluidje achter een gesloten
deur, zijn vraag van wie ik het meest hou, en ook

nadat hij de resultaten inlevert en daarvoor een cadeautje mag
kiezen, noemen we op wat we zien:

een vlag ondersteboven, een losse schoen op straat, een bus
die de verkeerde kant opgaat, een bootje zo traag

dat we het kunnen bijhouden, zijn hand in de mijne en sommige
van die dingen hoef je niet aan te kruisen maar voel je

de rest van de week nog, zijn gewicht om mijn hals en hoe hij
de route bepaalt en feilloos weet hoe thuis te komen.