Als je nu morgen hier bent, zegt hij, en tijd hebt, met andere
woorden, kunt blijven, dan, en dat dan de draad zo

weer opgepakt zou zijn en hij weer vrolijk en actief en mij bij
de hand nemend over de straat zou slieren, we

over alles zouden kunnen praten en dan net zouden doen alsof
het weer was zoals vroeger want vroeger is nu

en voor iemand die zonder tijd leeft, is dat al heel wat, en ik aan
de andere kant van de lijn hoofdschuddend, dat ziet

hij niet maar misschien hoort hij het wel, en met wat armoedige
grijns, zoethoudertjes, maar niet herhalend hoe het

schema zich aan me opdringt en mezelf en elke afspraak en dus
laat ik de uitnodiging liggen, komen we weer uit bij

een ander en al dat onwillig weigeren van iets dat een relatie is
en liefde maar langzaam wegrot bij de uitgang, ook morgen.