Of ik in geluk geloof, vraagt een man, de mijne en ik denk aan
‘van geluk spreken’ en voornamelijk toeval of
hard werken, discipline en een goed gesternte, oorlog en vrede
maar vooral hoe raar het woord geluk uit zijn mond
komt, hoe het niet past bij hem en of de vraag wel serieus is.
In dezelfde regel staat dat hij een oranje tompoes
heeft genomen, een man die alleen op een tweede Kerstdag
iets lekkers nam terwijl ik toch zeker een taartje
in de week eet. Bovendien blijf ik wakker nu en verzin een
antwoord terwijl hij allang verder slaapt en vergeet
hoezo hij dat vroeg. De vragensteller vervang ik door een
passagier in de trein die tegenover mij zijn vrouw
afsnauwt dat ze zachter moet doen, hun vouwfietsjes haken
in elkaar, hun trainingsjacks dezelfde. Ach, denk ik.
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x