Heb je het opgeschreven, vraagt ze, en hollend naar de werkkamer
is het net die vergeten boodschap, dat extra taartje

dat we nog moeten halen, het telefoontje dat we nog moeten plegen,
de restanten die we vervolgens moeten opruimen,

kruimels op de vloer, verloren energie, een jas achtergebleven aan
de onmogelijke kapstok, de haakjes die altijd

ondersteboven kieperen als je er iets aan hangt. Wil je het delen,
vraagt ze, dus stop ik het onder mijn arm en neem

het mee, aan tafel, vraagt ze, en ik vouw het in de servetjes met
de kuikentjes en bloemetjes, en zeg, dat zal ik doen.

Het doet me denken, zegt ze, aan toen we klein waren en je altijd
vroeg of we gelukkig waren, het eind van de dag aan

de bedrand en dan, wat was het leukste van vandaag? Jij, zeg ik,
jullie, en ik herinner me kleine briefjes in de koektrommel.