Alsof we in de muziekkelder van de V&D stonden en graaiden
in de platenbakken en opeens de stem van Adamo

hoorden en mijn zusje jengelend omdat ze langs zijn huis wilde
rijden als we op vakantie gingen, zo horen we nu

opeens een van de melodie losgeraakte naam, iemand uit een
droom die we steeds weer opnieuw verzinnen, hij

leeft dus nog, vraagt zich af hoe we ons moeten wapenen tegen
en de mopperende maar zo heerlijk positieve gastheer

antwoordt bereidwillig en verbaasd dat we voor-en achternaam
op een doordeweekse en zonnige dag gekoppeld

zien aan de wereldvrede en niet aan onszelf, is hij op slag niet
interessant meer, niet het zweten en draaien in

ons bed waard, geen nieuwe ontmoeting in een toekomst die
verloren is, geen liedje zelfs van wie dan ook.