Waarom heet het Kerst, oma en waarom zijn er kerstbomen en
waarom zijn er kerstballen en waren er nu drie of vier

rendieren voor je trein, o nee, ik weet het, zes hé, en waarom en
eindeloos zijn de vragen van L.(6) terwijl zijn broer

allang slaapt en mijn arm tintelt tussen de bedspijlen door want
de een bovenin en de ander beneden laten niet los en o,

om nooit los te laten, en dan boven op zolder tussen de dekens
te liggen die ik hen zelf breide, allemaal pas gewassen

alsof ik herinnerd moet worden aan nog iets anders, eindeloze
gebaren van liefde en dan keukengeluiden ver daaronder

en gegiechel en roze glaasjes met een schijfje sinaasappel aan
de rand en door het ene open raam een snoer van

lichtjes door het kleine parkje daarvoor en de bomen donker en
de lucht mistig en nat en de wereld veilig en klein en alleen

daar.