Flapdrollen, zegt L. (6) en dat het daarover moet gaan vanmorgen.
We doen het eigenlijk samen, hij zit tussen werktafel

en mijn buik en lurkt ondertussen aan zijn smoothie, blauwe bes
tot moes verslagen in tien tellen. Hij het groene deksel,

zijn broer de grijze. S. (8) zit in zijn eigen wereld, daarover kan
het ook gaan, beweert L.(6).

Maar die eigen wereld is net zoals vroeger die eigen wereld, ver
weg van de onze, zo ver dat wij hier samen kunnen gaan

zitten werken zonder dat S. (8) het merkt. Alles om ons heen nog
donker en mijn wijsvinger steeds tegen de mond opdat

de rest van de boomhutbewoners niet wakker worden. Oma, zegt
L.(6), wat is je leukste verhaal? Dat we eigenlijk in bed

blijven, zeg ik, en de restjes pudding van gisteren eten met veel
slagroom en dat ik altijd mag blijven logeren daar,

in die andere wereld.