Denkend dat er nooit genoeg is, niet in huis, niet in jezelf,
doe je opnieuw boodschappen, maak je een plan, of

twee, verstop je de lekkerste koekjes, koop je alsnog een
spelletje en houd je je ogen wijd open.

S. (8) en L. (6) zijn echter altijd enthousiast, springen op
straat en roepen me, hun koffertjes achter zich aan,

laarsjes mee voor de zekerheid, en al lachend bij de onderste
tree. Er is geen enkel plan nodig, geen enkele

boodschap, als er maar meel in huis is en krenten en rozijnen,
een ei, wat melk, en de grootste koekenpan waarin

veertig drie-in-de-pan passen en ze elke keer het grapje kunnen
maken dat het veertig-in-de-pan heet, mijn eigen

appelmoes, zij het bed mogen opblazen, en we verder tekenen
aan onze strip, een berg papier op tafel en wij eromheen.