Alsof je heel lang over je eten doet, nog wat opzij schuift
naar de rand, misschien bergen maakt en een

dalletje ertussen waar volle lepels als vliegtuigjes landen.
Alsof je steeds verbaasd bent over de smaak,

de hoeveelheid, hoe iets naar beneden valt of tussen je
tanden, je je lippen likt na afloop en nog niet

klaar bent. Je alvast met een servet klaar zit en begint met
schuiven, nu wat ongeduldig, en dan eindelijk

mag opstaan, de stoelpoten krassen over de vloer. Zo is
dit langzaam wennen aan meer licht, het

vergelijken van de ene wereld met de andere, het oog wijd
opengesperd, de kleuren buitelend tegenover

de knipoog van daarnet, het toelaten van meer dan je op kunt,
aan kunt, wilt misschien en dan pas slikt.